Aanbidding van de Wijzen, 556-69
Mozaïek
Ravenna, Sant' Apollinare Nuovo

Breviarium Grimani / Grimani-brevier, Gent-Brugge, 1510-1520
Perkament, Latijn, 110 volbladminiaturen, 230 x 290 mm
Venetië, Biblioteca Marciana
Folio 74 verso: Aanbidding van de Koningen

Gebroeders van Limburg, Très Riches Heures de Jean, duc de Berry, 1412-1416
Perkament, 225 x 136 mm
Chantilly, Musée Condé
Folio 52 recto: De aanbidding der Wijzen

Anoniem, Middelrijnse altaarstuk, 1405-14
Tempera op paneel, 74,5 x 60 cm
Utrecht, Museum Catharijneconvent [ABM s25.04]
Detail: Aanbidding van de Koningen

Rogier van der Weyden, Bladelin-triptiek,1445-50
Middenpaneel 91 x 89 cm, zijpanelen 91 x 40 cm
Berlijn, Gemäldegalerie

Wijzen uit het Oosten

Epifanie, de openbaring van God aan de heidenen

Aanvankelijk werd het feest van de geboorte van Christus gevierd op 6 januari. Het is het feest van de Epifanie, het grote mysterie van Gods verschijning op aarde, de openbaring van God aan de heidenen. Op 6 januari herdacht men ook twee andere momenten uit het leven van de mens Jezus, waarbij hij zich als God manifesteerde: zijn doop in de Jordaan en zijn eerste wonder op de bruiloft te Kana.

Toen dan Jezus te Betlehem in Juda geboren was ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten en vroegen: ‘Waar is de pasgeboren koning der Joden?

In het tweede hoofdstuk van het Matteüs-evangelie vertelt de schrijver vrij uitvoerig over de wijzen uit het Oosten, die geleid door een ster, naar Jeruzalem gekomen zijn om de pasgeboren koning der Joden te aanbidden. De middeleeuwse fantasie heeft daar nog talrijke legendes aan toegevoegd die in het midden van de veertiende eeuw verzameld werden door de karmeliet Joannes van Hildesheim in de Historia Trium Regnum. Een Middelnederlandse versie Historie van die heilighe drie Coninghen, verscheen vóór 1389.

In deze lezing laat ik zien hoe de 'Wijzen uit het Oosten' uit het evangelie van Matteüs, die tot de tiende eeuw worden voorgesteld als magiërs met Phrygische mutsen, in de loop der tijden veranderen in drie met name genoemde koningen uit drie verschillende continenten.

De aanleiding daarvoor werd gevonden op drie plaatsen in het Oude Testament. In Jesaja 60: 6, in Psalm 72: 10-11 en in 2 Koningen 10: 1-2 is sprake ‘vorsten van Tarsis en koningen van Saba en Seba’, en van ‘een vloed van kamelen en dromedarissen beladen met goud en wierook, reukwerken en kostbare stenen’.

magiërs met Phrygische mutsen veranderen in drie met name genoemde koningen uit drie verschillende continenten

Melchior, een blanke man uit Europa, Caspar, met een bruine huidskleur uit Azië, en Balthasar, de zwarte koning uit Afrika, brengen goud, wierook en mirre mee.

Goud voor Jezus de Koning, wierook als symbool van zijn goddelijke natuur en mirre als verwijzing naar zijn menselijkheid.

Folio 52 recto uit de Très Riches Heures de Jean, duc de Berry is een prachtig voorbeeld om de iconografie van de Driekoningenvoorstelling uit te leggen:

De Wijzen hebben hun hoofdbedekking afgelegd en Melchior werpt zich voor het kind op de grond en kust het de voeten. Jozef heeft zijn geschenk, het goud, van hem aangenomen. Jezus buigt zich voorover en legt zegenend de hand op het hoofd van Melchior.

Achter Melchior knielt Balthasar die in kostbaar vaatwerk zijn wierook aanbiedt en helemaal vooraan werpt Caspar zich in de houding van de Byzantijnse proskunèsis plat ter aarde.

Als het klopt dat Balthasar de zoon van de hertog voorstelt, is het logisch dat hij niet als een zwarte koning wordt afgebeeld.

Een deel van het gevolg, waaronder zich verscheidene negers bevinden, staat of knielt achter hun meesters en houdt hun kronen in de hand. Een ander deel volgt te paard met wapperende banieren. Om aan te geven dat de Wijzen uit het oosten komen hebben de Gebroeders van Limburg, niet alleen een kameel afgebeeld, maar ook drie luipaarden.

Maria zit in een open stal, die voor de gelegenheid is aangekleed met een oosters tapijt. De vrouwen achter Maria worden wel eens als hofdames beschouwd, Maria is immers de moeder van de nieuwe koning, maar dat valt weer moeilijk te rijmen met de armoedige stal.

Enkele herders, wier eenvoud scherp contrasteert met de elegantie van Maria en de Wijzen, kijken nieuwsgierig over de omheining.

Rechts op de achtergrond de torens van de stad Bourges, de hoofdstad van het hertogdom Berry.

de gaven worden soms aangeboden in liturgisch vaatwerk

De gaven worden soms aangeboden in liturgisch vaatwerk: kelk, ciborie en monstrans. De goudstukken in de ciborie zien eruit als hosties, soms deelt het Christuskind er een uit aan de koning, zoals op het Middelrijnse altaarstuk in het Catharijneconvent in Utrecht.

Bij de ster zweeft een engel met de woorden: ‘Ite in Judeam ubi natus est rex iudeor(um): Gaat naar Juda waar de koning der joden geboren is’.

De kraamvrouw Maria is getransformeerd tot Koningin des hemels, gezeten op een troon, met een kroon op het hoofd. Jozef kijkt vanachter het gordijn naar het hoge bezoek dat het kind geschenken brengt. de witte duif, symbool van de Heilige Geest, verwijst naar de doop van Jezus in de Jordaan.

Melchior, de oudste koning, knielt voor moeder en kind en kust het linkerhandje van Jezus, die met zijn rechterhand een goudstuk uit de (mis)kelk heeft genomen om het aan Melchior te overhandigen.

Op de zijpanelen van het Bladelin-altaarstuk van Rogier van der Weyden worden twee bekende legenden uitgebeeld: het Visioen van keizer Augustus en het Visioen van de Drie Koningen.

Visioen van keizer Augustus
en het
Visioen van de koningen

Een in de middeleeuwen wijdverbreide legende vertelt dat de Romeinse senaat keizer Augustus, die regeerde van 63 voor tot 14 na Christus, de goddelijke status wilde verlenen. De keizer wilde zich de goddelijke eer pas laten welgevallen als hij er zeker kon van zijn dat nooit iemand machtiger dan hij op aarde zou regeren. Op een dag, vroeg hij de Tiburtijnse Sibille om voor hem in de toekomst te kijken.

Op het rechterzijluik knielen de drie koningen bij de berg Vaus voor de verschijning van de ster in de gedaante van een naakt babyjongetje.

Meer uitleg over beide legenden in de lezing

Ik sluit, net als op de allervroegste voorstellingen, de lezing af met de Opdracht in de tempel en de Vlucht naar Egypte.